34598 |
middelste rongblok |
pulm:
pølǝm (Q001p Zonhoven)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
middelste (Q001p Zonhoven)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (Q001p Zonhoven)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
banden:
bãn (Q001p Zonhoven)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
23358 |
middenpad |
middengang:
middengaank (Q001p Zonhoven)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17690 |
middenrif |
middenrif:
middenrif (Q001p Zonhoven)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
23353 |
middenschip |
midden van de kerk:
t midden van de kèrk (Q001p Zonhoven)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22877 |
midvoor |
center:
séé.nter, séé.nder (Q001p Zonhoven),
centervoor:
sentərv"r (Q001p Zonhoven),
Ss. sub center2, Eng. centre + forward voorspeler.
séé.nterveur, séé.nderveur (Q001p Zonhoven)
|
*Centervoor: De middenste van de voorlijn in een voetbalploeg. || Center2: *2. Verkorting van *centervoor, midvoor. || Centervoor, midvoor.
III-3-2
|
24352 |
mier |
aamzeik:
woamzeek (Q001p Zonhoven),
wōͅmzēk (Q001p Zonhoven),
ook in ZND 08, 152a
wōͅ.mzeͅi̯.k (Q001p Zonhoven),
brag:
ook in ZND 08, 152a
braggen (Q001p Zonhoven)
|
mier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
27655 |
mijnarts |
putdoktoor:
pø̜tdoktūr (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|