e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelste rongblok pulm: pølǝm (Zonhoven) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middelvinger middelste vinger: middelste (Zonhoven) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard romp: ro.mp (Zonhoven) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden banden: bãn (Zonhoven) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middengang: middengaank (Zonhoven) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif middenrif: middenrif (Zonhoven) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
middenschip midden van de kerk: t midden van de kèrk (Zonhoven) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
midvoor center: séé.nter, séé.nder (Zonhoven), centervoor: sentərv"r (Zonhoven), Ss. sub center2, Eng. centre + forward voorspeler.  séé.nterveur, séé.nderveur (Zonhoven) *Centervoor: De middenste van de voorlijn in een voetbalploeg. || Center2: *2. Verkorting van *centervoor, midvoor. || Centervoor, midvoor. III-3-2
mier aamzeik: woamzeek (Zonhoven), wōͅmzēk (Zonhoven), ook in ZND 08, 152a  wōͅ.mzeͅi̯.k (Zonhoven), brag: ook in ZND 08, 152a  braggen (Zonhoven) mier [ZND 01 (1922)] III-4-2
mijnarts putdoktoor: pø̜tdoktūr (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]) Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952] II-5