e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muik muik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  møͅk (Zonhoven) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
muil muil: mǫlj (Zonhoven) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuitband: snø̜t˱bant (Zonhoven), snǭǝ.t˱bā.nt (Zonhoven), voorband: vø̄rbant (Zonhoven) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilkorf muilkorf: mǭlkø̜rf (Zonhoven) Gevlochten korfje dat (jonge) dieren voorgebonden krijgen om te beletten dat zij van een bepaald soort voer eten, dat zij niet mogen hebben. [N 40, 105] II-12
muilpeer klats in het gezicht: klats ent xəzext (Zonhoven), muilpeer: moulpier (Zonhoven) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje aansteker: ao.(ën)stiëker (Zonhoven), insteker: z. ook o. aansteker.  è.nstiëker (Zonhoven), sletsje: Ook è.nstiëkerkes (dim. mv.).  slétskes (dim. mv.) (Zonhoven) **slets: muiltjes || aansteker: insteker, instapschoen, muiltje || insteker: instapschoen III-1-3
muis muis: mōͅəs (Zonhoven) muis III-4-2
muizen muizen: moͅuzn (Zonhoven), moͅu̯zə (Zonhoven, ... ) de katten muizen [ZND 31 (1939)] || muizen (ww) III-2-1
muts: algemeen muts: möts (Zonhoven), Soldatenmuts; slaapmuts.  məts (Zonhoven), pots: Alpin.  pots (Zonhoven), Verkorte vorm van kapots < Du. Kapuze.  póts (Zonhoven) **pots: muts of pet zonder klep || muts || pet, muts, klak [RND] III-1-3
muur muur: m ̇uǝr (Zonhoven), mūr (Zonhoven) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9