24506 |
muurbloem |
flier:
flier (Q001p Zonhoven),
2x
flier (Q001p Zonhoven)
|
muurbloem
III-4-3
|
24762 |
muurpeper |
rijstpap:
rijstpap (Q001p Zonhoven)
|
muurpeper
III-4-3
|
30205 |
muurplaat |
muurplaai:
m ̇uǝrplǭ ̞j (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
plaai:
plǭ ̞j (Q001p Zonhoven)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
kleine schwa bovenaan achter de i
məziək (Q001p Zonhoven),
Wat is dat voor ne muziek.
məzīk (Q001p Zonhoven)
|
II. Muziek. || Muziek. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] || Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzikant (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
Afl. sub muziek.
muzzeka.nt (Q001p Zonhoven)
|
iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)] || Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] || Muzikant.
III-3-2
|
26400 |
naaf |
dom:
dǫm (Q001p Zonhoven)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
bøs (Q001p Zonhoven)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
naaien:
nē̜ǝn (Q001p Zonhoven),
nɛ̃n (Q001p Zonhoven)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaister:
nē̜tstǝr (Q001p Zonhoven)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|