e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nachtdienst nachtpost: nāxtpǫst (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Eisden]) De dienst van 10 uur ''s avonds tot ''s anderendaags 6 uur in de morgen (Vanwonterghem pag.160, Defoin pag. 211). Volgens de informant van Q 15 kende de nachtdienst een vierkante penning. Het woordtype "televisieschicht" duidt volgens dezelfde invuller op het feit dat, wanneer deze dienst begon, het t.v.-programma was afgelopen. Ze begon twee uur later dan de normale nachtdienst en werd vooral gevuld met roofwerkzaamheden. Zie verder ook de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 118; monogr.; Vwo 539; Vwo 540] II-5
nachtegaal nachtegaal: naachtegoal (Zonhoven), nachtegoal (Zonhoven), nāxtəgawəl (Zonhoven), náxtəgoͅəl (Zonhoven), nɛixtəgooͅəl (Zonhoven) nachtegaal [ZND 05 (1924)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
nachtmis middernachtmis: middernachtmus (Zonhoven) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nachtzwaluw geitenmelker: getemelleker (Zonhoven), getenmelker (Zonhoven), nachtpad: naachpad (Zonhoven) nachtzwaluw III-4-1
nadeel nadeel: nòòëdiel (Zonhoven) nadeel III-1-4
nagel nagel: na͂gəl (Zonhoven) [ZND 30 (1939)] III-1-1
nagelbloem (clethra alnifolia) nageltjes: (clethra alnifolia); etym. (e.d.) , zie boek  nië.gelkes (Zonhoven) nagelbloemen, wilde seringen III-2-1
nagewas nagewas: nōǝgǝwa.s (Zonhoven), navrucht: nōvrøxt (Zonhoven) Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
nagras, tweede hooioogst achtermaad: a.xtǝrmōǝt (Zonhoven), toemaad: tomǭt (Zonhoven) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
naoogstrijf korenwolf: kō.rǝwǫlǝf (Zonhoven), wolf: wǫ.lǝf (Zonhoven) Het stuk gereedschap dat voor het naoogsten wordt gebruikt. Doorgaans doet men dit met de grote houten hark die ook voor het bijeenhalen van het hooi wordt gebruikt. Zie het lemma ''houten hooihark'' (4.2.4) in aflevering I.3. Maar er is ook ander gereedschap voor in omloop, met name een zeer grote hark met een blok van meer dan één meter (tot wel 150 cm) breed en met grote ijzeren tanden, ook wel bosduivel genoemd en ook gebruikt voor het bijeenhalen van bladeren of dennenaalden voor de potstal. Dit laatste benoemingsmotief is bijeengezet in de woordtypen achterin het lemma. In de volgende plaatsen is opgegeven dat men naoogst met de harkmachine (vergelijk het lemma ''hooivergaarmachine'' (4.2.11) in aflevering I.3: L 163, 163a, P 177 (scharmachine: sxē̜ǝrmašen), 195 (idem), Q 121c, 162 en 166 (gritselmachine: gritsǝlmǝšin). In L 164, 265, 290 en 368b is opgegeven dat men naoogst met de houten eg; in L 214, 270, 286 en Q 77 met de houten gaffel. Soms is de constructie van de houten hooihark extra verzwaard om het graanveld na te oogsen; zo is in L 318b, 320c, Q 2 en 2b opgegeven dat de hark twee stelen heeft en in K 357, L 163, 163a, 321 en Q 71 dat er aparte handvaten aan de steel zijn gemonteerd om gemakkelijker te kunnen trekken.' [N 15, 38b en 38c; N 18, 93; JG 1a, 1b, 2c; L 34, 41; monogr.; add. uit N 15, 38a] I-4