e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nemen, pakken nemen: nījəmə (Zonhoven), nīəmən (Zonhoven) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
neomist nieuwe priester: noawe priester (Zonhoven) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van een blad ribbe: WLD  ribben (Zonhoven, ... ) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nerfkant wreef: vręjf (Zonhoven) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
nest, hoeveelheid jongen nest: nest (Zonhoven) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen maken: maoken (Zonhoven) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: uitgevlogen (Zonhoven), vlugjong: vlug jong (Zonhoven) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
neus neus: naos (Zonhoven), nāos (Zonhoven), no.əs (Zonhoven) Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)] III-1-1
neus (spotnamen) snuit: krom snoat (Zonhoven) Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] III-1-1
neus van een schoen overleer: overleer (Zonhoven), tip: NB tóp: top.  tup (Zonhoven) Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)] || tip: neus van een schoen III-1-3