17614 |
neusgaten |
neuskotten:
neuskoter (Q001p Zonhoven)
|
Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33930 |
neusriem |
snuitband:
snǭǝt˱ba.nt (Q001p Zonhoven)
|
Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a]
I-10
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
neusvleugel (Q001p Zonhoven)
|
Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
necht (Q001p Zonhoven),
nicht (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
nicht || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mø̜ntex (Q001p Zonhoven)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
blijven staan:
WLD
blijven staan (Q001p Zonhoven)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18801 |
niet helder van geest |
bewaaid:
bewééjt (Q001p Zonhoven)
|
niet goed snik
III-1-4
|
32721 |
niet of niet goed voren |
het mest stropt:
hǝt mø̜.st strǫpt (Q001p Zonhoven),
niet gronden:
ni grǫnjǝ (Q001p Zonhoven),
ni grǫn̂ (Q001p Zonhoven)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
past niet (Q001p Zonhoven)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet proper:
nie-proper (Q001p Zonhoven)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|