17615 |
oorlel |
oorlel:
oorlel (Q001p Zonhoven)
|
Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
oorlog:
oorlog (Q001p Zonhoven)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oerbel (Q001p Zonhoven),
oorring:
oerreng (Q001p Zonhoven),
ə pa͂r ūreŋ (Q001p Zonhoven)
|
een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] || zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
dadel, enz.):
ūrvieg (Q001p Zonhoven),
lap tegen de oren:
lap tēgə zən ūrn (Q001p Zonhoven)
|
een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (Q001p Zonhoven)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
paterkopjes:
paterkopjes (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
etym. (e.d.), zie boek N.B. In andere dialecten bet. dit: monnikskap, Aconitum Napellus L. (W.N.T. paterskap2, C.V. en Paque, 287)
paoëterköpkes (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
kapucijnbloem || oost-indische kers
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
hanenkul:
-
ha:nəkŏlə (Q001p Zonhoven),
wilde hanen:
-
welj hâ:nə (Q001p Zonhoven)
|
oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
hanekullen:
hānǝkølǝ (Q001p Zonhoven),
wilde hanen:
welj hānǝ (Q001p Zonhoven)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
bëəvort goən (Q001p Zonhoven),
vie guə bievərt (Q001p Zonhoven),
və gue bievərt (Q001p Zonhoven),
op bedevaart gaan:
op beevaart goan (Q001p Zonhoven)
|
Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
lopen gaan:
lupə guoͅ (Q001p Zonhoven),
op de loop gaan:
obə ly.p - (Q001p Zonhoven),
op loop gaan:
oͅp lyp guoͅ (Q001p Zonhoven)
|
op de loop gaan [ZND 30 (1939)] || op den loop gaan [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|