30455 |
parketvloer |
parket:
pǝrke ̞t (Q001p Zonhoven)
|
Vloer van smalle stroken tropisch hout of kwadraatvormige, ingelegde houten tegels die blind vernageld worden. Een vloer van korte en smalle stroken die zonder ondervloer in verstek of in keperverband over de balken wordt gelegd, wordt ook wel 'Wener vloer' genoemd (Zwiers II, pag. 563). Zie ook afb. 74. [N 54, 130; N 54, 131a; monogr.]
II-9
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochie (Q001p Zonhoven),
`kerkelijke gemeente met `n pastoor`
ən parochi (Q001p Zonhoven)
|
Een parochie. [N 96D (1989)] || Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
afvliegen:
ao.fvlīē.ge (Q001p Zonhoven)
|
Afvliegen: **2. Voor het eerst uitvliegen, het duivenhok verlaten.
III-3-2
|
23231 |
pasen |
pasen:
poaschen vult laot (Q001p Zonhoven),
poasen (Q001p Zonhoven),
poəsə vilt laət (Q001p Zonhoven)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
paspoort (<fr.):
paspoort (Q001p Zonhoven)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
passen:
passen (Q001p Zonhoven),
pasǝ (Q001p Zonhoven),
passen als gegoten:
past als gegoten (Q001p Zonhoven)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)]
II-7, III-1-3
|
20873 |
pastei |
pat:
patee(j) (Q001p Zonhoven),
Fr. pâté
patee(j) (Q001p Zonhoven)
|
pastei, geperst vlees || paté
III-2-3
|
20749 |
pasteitje |
vid:
viedee(j) (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
gebak van fijn deeg, gevuld met gehakt vlees, gevogelte enz. || pasteitje
III-2-3
|
33561 |
pastinaak |
pasnaken:
pasnoͅ:kən (Q001p Zonhoven),
pastenaken:
pastenaak (Q001p Zonhoven),
pinksbloem:
pinsblŭm (Q001p Zonhoven)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
də pastuər (Q001p Zonhoven),
pastoer (Q001p Zonhoven),
pəstu.ər (Q001p Zonhoven),
m
də pastūər (Q001p Zonhoven)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|