e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prent(je) beeld(je): beͅjltən (Zonhoven), b}elde (Zonhoven), ə schu bel’tn (Zonhoven), prent(je): De pater gaf prentjes aan de kinderen (cfr. beeldje).  prentn (Zonhoven), Dim.  pré.n`te, pré.n`t`ṇ, pré.nteke (Zonhoven) Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prentje. III-3-2
prentbriefkaart zichtkaart: zichtkaart (Zonhoven) een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
pret, schik lol: lòl (Zonhoven) lol III-1-4
prettig plezierig: plezīēërich/plezīēërech (Zonhoven) plezierig III-1-4
preuts kwezel, een -: kwezel (Zonhoven) preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)] III-2-2
prevelen prevelen: prevelen (Zonhoven) Prevelen. [N 96B (1989)] III-3-3
priemen metspriemen: mɛtsprimǝ (Zonhoven) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priester priester: priester (Zonhoven) Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] III-3-3
priester gewijd worden priester gewijd worden: priester gewijd (Zonhoven) Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterkoor koor: koeër (Zonhoven), t koer (Zonhoven) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3