e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rogge koren: [koren] (Zonhoven) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggebrood: roggebroed (Zonhoven), roggebroet (Zonhoven), roͅgəbrut (Zonhoven), rəgəbrut (Zonhoven), zwart brood: zwárt broet (Zonhoven, ... ) een grof roggebrood || roggebrood [ZND 34 (1940)] || zwart brood [ZND 01u (1924)] III-2-3
rok: algemeen rok: rok (Zonhoven), rók (Zonhoven) rok || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3
roken dompen: dò.mpe (Zonhoven), De schoo dò.mt: er komt rook uit de schoorsteen  dò.mpe (Zonhoven), roken: roeke (Zonhoven), ruuke (Zonhoven), Hië roekt (d)e pèè.ëp Ich (h)öp gie roekes neme: ik heb niets meer te roken  roeke (Zonhoven) roken || rook van zich geven || sterk roken || tabak verbruiken III-2-1, III-2-3
rol, cylinder rol: rǫl (Zonhoven) Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.] I-2
rollen wellen: wɛlǝ (Zonhoven), wɛlǝn (Zonhoven) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rolluik volet: valę (Zonhoven), vóllè (Zonhoven), Fr. volet Trèkt (d)e vóllès mér óm(h)؉ch: haal de rolluiken maar op  vállè (Zonhoven) rolluik || Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9, III-2-1
rommelkamer rommelkot: ròmmelkót (Zonhoven) rommelkamer III-2-1
rondom zaaien, rondom het stuk zaaien rondzaaien: rǫ.nt[zaaien] (Zonhoven) Er zijn boeren die maar met één hand zaaien. Zij hebben ofwel de vaardigheid van het zwaaien niet in beide handen, ofwel willen liever niet na elke baan de arm waarmee ze het zaaikleed ophouden, wisselen. Zij kunnen niet langs dezelfde strook terugkeren, maar moeten bij het zaaien rondom de akker gaan, in steeds kleinere kringen. Deze handeling is hier bedoeld. [JG 1a; monogr.] I-4
rondslenteren, ronddolen rondschooien: Pejoratief.  rondschoeje (Zonhoven) ronddolen [ZND 42 (1943)] III-1-2