20084 |
roos (rosa) |
pikroos:
pikrōē.ës (Q001p Zonhoven),
roos:
rōē.ës (Q001p Zonhoven),
ruzn (Q001p Zonhoven),
roosje:
rōē.ëske (Q001p Zonhoven),
rūū.ëske (Q001p Zonhoven),
rozenstruik:
rōē.ëzestróó.k (Q001p Zonhoven)
|
alg. naam voor roos || roos || rozen [RND] || rozenstruik
III-2-1
|
22426 |
roos van de schietschijf |
roos:
rōēsj (Q001p Zonhoven)
|
Roos2: 1. Ronde plek als middelpunt van een schietschijf.
III-3-2
|
20537 |
roosteren |
hersten:
hirte (Q001p Zonhoven),
hörte (Q001p Zonhoven),
Gehört broet: geroosterd brood
hörte (Q001p Zonhoven),
Ne boo.ëteram hérte: een boterham roosteren
hérte (Q001p Zonhoven),
roosteren:
rusteren (Q001p Zonhoven)
|
roosteren || roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] || warm stoken
III-2-3
|
30662 |
roostertje |
roostertje:
rōstǝrkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Afdruiproostertje op het verfbakje dat wordt gebruikt om de verf regelmatig over de verfrol te verdelen. [N 67, 46c]
II-9
|
34607 |
rosbak |
provisiebak:
prǫvēi̯sǝbak (Q001p Zonhoven)
|
Onder de kar opgehangen bak of mand voor proviand. [N 17, 85]
I-13
|
34606 |
rosdoek |
roszak:
ros˱zak (Q001p Zonhoven)
|
Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr]
I-13
|
26668 |
rosmolen |
manège (fr.):
mǝnē.žǝ (Q001p Zonhoven)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20955 |
rot |
rot:
WLD
rot (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
WLD
rot (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rotten:
WLD
rotten (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|