33974 |
rugriem |
riem:
rī.m (Q001p Zonhoven)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
32578 |
ruige mest |
lang mest:
laŋk [mest] (Q001p Zonhoven)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rekə (Q001p Zonhoven),
rekən (Q001p Zonhoven),
rieken (Q001p Zonhoven)
|
rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangelen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
wulle ver mangele (Q001p Zonhoven),
Mnl. manghelen, Kil. manghelen commutare; S. en L.I. mangelen: eigenl. een freq. bij mengen, grondvorm *mang-, vgl. mnl. ghemanc gemengd, verbonden, mnd. mangen, os. mangôn. Het Rh. Wtb. (mangeln tauschen) leidt het af van ohd. mango handelaar.
maa.ngele (Q001p Zonhoven),
t Daghet III, p. 58.
māŋən (Q001p Zonhoven)
|
**Mangelen: Ruilen, verwisselen. || **Mangelen: Ruilen. || het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
23451 |
ruimte onder de toren |
sacramentskapel:
de sacramentskapel (Q001p Zonhoven)
|
De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33750 |
ruin |
ruin:
ręi̯n (Q001p Zonhoven)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
24847 |
ruisen van bladeren |
suizen:
WLD
suizen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
kokke (Q001p Zonhoven),
Ss. kòkkenaoës: ruitenaas.
kòkke (Q001p Zonhoven),
ruiten:
rowətən ōͅs (Q001p Zonhoven)
|
**Koeken1: Ruiten in het kaartspel. || Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
ruk:
ruk (Q001p Zonhoven)
|
Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17884 |
rukken |
roffen:
roffe (Q001p Zonhoven)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|