34494 |
scharrelen |
dabben:
dabǝ (Q001p Zonhoven),
scharren:
sxɛrǝ (Q001p Zonhoven),
schrabben:
sxrabǝ (Q001p Zonhoven)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
31807 |
schaven |
schaven:
šxǭ ̞vǝ (Q001p Zonhoven)
|
In het algemeen het hout bewerken met een schaaf. [N 53, 90; monogr.]
II-12
|
34115 |
schede van de koe |
vazel:
vǭ.zǝl (Q001p Zonhoven),
vǭǝzǝl (Q001p Zonhoven)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
25016 |
scheef, niet recht |
scheef:
scheef (Q001p Zonhoven)
|
van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17730 |
scheel |
scheel (bn.):
schiēl (Q001p Zonhoven)
|
Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
17729 |
scheel zien |
scheel zien:
scheel zien (Q001p Zonhoven)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
17774 |
scheen |
scheen:
sxēnən (Q001p Zonhoven)
|
De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
scheepje:
scheepke (Q001p Zonhoven)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18727 |
scheerapparaat |
scheermachinetje:
electris scheirmachinneke (Q001p Zonhoven),
het scheermachinneke (Q001p Zonhoven),
schiërmechinneke (Q001p Zonhoven)
|
Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] || Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sxārs (Q001p Zonhoven),
scheermes:
scheermes (Q001p Zonhoven),
schiërmes (Q001p Zonhoven)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] || Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || Scheermes [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|