31039 |
aankloppen |
aankloppen:
aankloppen (Q001p Zonhoven)
|
Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a]
II-10
|
21707 |
aankondigingskastje |
voordeur:
voordeur (Q001p Zonhoven)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27401 |
aankoppelen |
aankrokken:
ākrōkǝ (Q001p Zonhoven [Zwartberg, Waterschei])
|
Met behulp van een koppeling mijnwagens aan elkaar vastmaken. [N 95, 679; monogr.; Vwo 7; Vwo 8; Vwo 10; Vwo 11]
II-5
|
21073 |
aanlengen |
aanlengen:
Lèngt (d)e kaa.fie mér wat ao.ën, hië ès mich wá te sté.rrek: leng de koffie maar een beetje aan, hij is me iets te sterk
ao.ë(n)lènge (Q001p Zonhoven)
|
aanlengen
III-2-3
|
22794 |
aanlopen |
een aanloop nemen:
nən ā(wə)lup nījəmə (Q001p Zonhoven),
zijn aanloop nemen:
zunne aoloep niemen (Q001p Zonhoven)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
29924 |
aannemer |
aannemer:
ǫ ̞nniǝmǝr (Q001p Zonhoven)
|
Persoon die tegen een bepaalde aanneemsom de werkzaamheden die voor de uitvoering van een bouwwerk vereist zijn, op zich neemt. [N 30, 3d; monogr.]
II-9
|
20040 |
aanplant |
poterij:
L.I. poterie, poterij \'bed of hof met kleine jonge bomen bezaaid of bepoot\'
poo.ëterij (Q001p Zonhoven)
|
aanplanting van jonge boompjes
III-2-1
|
21488 |
aanranden |
aanvallen:
a͂vāln (Q001p Zonhoven)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21872 |
aanrekenen |
schrijven:
schrijven (Q001p Zonhoven)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
rijgen (Q001p Zonhoven)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|