e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schudden van vruchten schudden: WLD  schudden (Zonhoven, ... ) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7
schuier kleerborstel: klīēërbórtel (Zonhoven) kleerborstel III-2-1
schuif kap: kap (Zonhoven) Het bovenste, losse gedeelte van een schuifleest, dat met een schroef of een spijker aan het overige gedeelte van deze leest kan worden vastgemaakt. [N 60, 187b] II-10
schuif in de wanmolen schuif: sxø̜i̯f (Zonhoven) Bij het model wanmolen waar het gezuiverde graan niet in vaten, maar in zakken terechtkomt, bevindt zich vóór de uitloop naar de zak toe een schuif die men telkens neerlaat als een zak vol is. Terwijl er een nieuwe zak aan de uitloop wordt gehangen kan men zodoende doorwannen; de graankorrels hopen zich dan tegen de schuif op. Bij het oude model met de inhoudsvaten is er geen schuif en moet men telkens ophouden met wannen als er een vat vol is. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-; monogr.] I-4
schuifgrendel grendel: grēŋǝl (Zonhoven), schoude: ɛ̄xã (Zonhoven) Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9
schuifje van de biechtstoel schuifje: schuifke (Zonhoven) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuifladder schuifleer: sxø̜jflīr (Zonhoven) Uit twee delen bestaande ladder die door uitschuiven tot nagenoeg de dubbele lengte gebracht kan worden. [N 67, 63b] II-9
schuifleest kapleest: kapleest (Zonhoven) De houten leest met een los bovengedeelte, een zogenaamde schuif of kap. "De leest bestaat gewoonlijk uit het onderste gedeelte (de leest) en den dop of schuif (ook kwijn of coin genaamd); deze laatste wordt op de leest vastgehouden door middel van een schroef of veer." (Aras, pag. 67). [N 60, 187a; N 60, 187b] II-10
schuifmaat schoenmaat: schoenmaat (Zonhoven) Een apparaat van hout met twee opstaande latjes waarmee men de lengte van de voet meet. Van de twee opstaande latjes is er één opklapbaar en verschuifbaar. Dit plaatst men tegen de teen. Het andere staat vast; hiertegen wordt de hiel geplaatst. [N 60, 152a; N 60, 152b] II-10
schuimspaan schuimlepel: tussen eu en ui  schø&#x0304mlēpəl (Zonhoven) schuimspaan [ZND 42 (1943)] III-2-1