31174 |
smidsknecht |
knecht van de smid:
knɛxt ˲van dǝ smēǝ.t (Q001p Zonhoven)
|
Het woordtype voorslager (Q 2, Q 111) is specifiek van toepassing op een smidsknecht die met een voorhamer werkt. Zie ook de lemmata "voorhamer" en "voorslaan". [N 33, 3; monogr.]
II-11
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
smokkelen (Q001p Zonhoven)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20493 |
smullen |
smullen:
smullen (Q001p Zonhoven)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19361 |
snauwen, grauwen |
snarren:
cf. WNT XIV, kol. 2263, s.v. snarren, snerren, c. "knorren, grommen
snaa.re (Q001p Zonhoven),
snoeren:
snoo.ëre (Q001p Zonhoven)
|
snauwen
III-1-4
|
24244 |
snavel |
bek:
bek (Q001p Zonhoven)
|
snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
snede:
snēi̯ (Q001p Zonhoven),
snit:
sneǝt (Q001p Zonhoven),
waat:
wǭ.t (Q001p Zonhoven)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
20523 |
snee brood |
snee:
snee (Q001p Zonhoven),
snee brood:
snē brud (Q001p Zonhoven)
|
een snede brood [ZND 06 (1924)] || snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sneeuwbal (Q001p Zonhoven),
Ss. sub sneeuw.
sneeuwbal (Q001p Zonhoven),
sneeuwbol:
Ss. sub sneeuw.
snoubó.l (Q001p Zonhoven)
|
[Sneeuwbal]. || Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Sneeuwbal.
III-3-2
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snouwən (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
snou̯ən (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
ps. omgespeld volgens Frings.
snōu̯ən (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
22903 |
sneeuwman |
sneeuwman:
Ss. sub sneeuw.
sneeuwman (Q001p Zonhoven),
snouma.n (Q001p Zonhoven)
|
[Sneeuwman]. || Sneeuwman.
III-3-2
|