25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snaow (Q001p Zonhoven),
snōu (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
ps. de u staat wat hoger geschreven.
snouw (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
ps. omgespeld volgens Frings.
snoͅw (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
sneeuw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
rap:
rap (Q001p Zonhoven)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
nən eͅksprēͅs (Q001p Zonhoven),
exprestrein (<fr.):
nen exprestrène (Q001p Zonhoven),
sneltrein:
ne sneltrène (Q001p Zonhoven)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21372 |
sneuvelen |
sneuvelen:
sneuvelen (Q001p Zonhoven)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20032 |
snijbloem |
snijbloem:
snij.bloo.m (Q001p Zonhoven)
|
snijbloem
III-2-1
|
33514 |
snijbonen |
snijbonen:
snij.boen (Q001p Zonhoven)
|
snijboon
I-7
|
31293 |
snijbrander |
snijbrander:
snējbrānǝr (Q001p Zonhoven)
|
Lasbrander waarbij een tweede mondstuk is aangebracht waaruit zuurstof stroomt. Op deze wijze wordt een snelle verbranding verkregen van het materiaal dat door de vlam wordt bestreken. De snijbrander kan alleen worden toegepast bij het snijden van ijzer en staal en - met speciale voorzieningen - ook wel bij gietijzer. Zie ook afb. 44. [N 33, 317; monogr.]
II-11
|
30940 |
snijmes |
snijmes:
snęjmɛs (Q001p Zonhoven)
|
Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.]
II-12
|
30943 |
snijtafel |
snijtafel:
snęjtǭfǝl (Q001p Zonhoven)
|
De smalle, hoge werktafel waarop het leer gesneden wordt. "De snijtafel moet zoo hoog zijn dat er in staande houding aan gewerkt kan worden; het tafelvlak zij minstens zoo groot, dat men er een kalfsvel behoorlijk op uitspreiden kan. Rechts en links van den snijder moeten in de tafel schuifladen aangebracht zijn ter bewaring of berging van kleine lederstukken, elastiek, gereedschap enz. Ter berging van de vellen enz. dienen verschillende, naast de tafel geplaatste schappen of rekken." (Knöfel I, pag. 178). Zie afb. 25. [N 60, 43a; N 60, 43b]
II-10
|
18134 |
snijwonde |
gars:
gársj: 2) Snede, kerf (vgl. gar snede, snap, ww. garzen).
gársj (Q001p Zonhoven),
Vgl. Zonhoven Wb. (p. 133): gársj, 2) Snede, kerf (vgl. gar snede, snap, ww. garzen).
gars dōr ə viŋər (Q001p Zonhoven),
krets:
krets (Q001p Zonhoven),
snee:
snee (Q001p Zonhoven),
snē (Q001p Zonhoven)
|
snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] || snede, kerf || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)]
III-1-2
|