e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snikken snakken: snákke (Zonhoven) snikken, krampachtig schreien III-1-4
snipper snippertje: snipperke (Zonhoven) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoep spekje: spékske (Zonhoven) een reep zacht, uitrekbaar suikergoed, op een stuk doorregen spek gelijkend III-2-3
snoepen slempen: slempən (Zonhoven), sneuken: sneu.ke (Zonhoven), snoepen: snoppən (Zonhoven) snoepen [ZND 07 (1924)] III-2-3
snoepgoed snoep: snop (Zonhoven), zoetigheid: zuutichets (Zonhoven), Al dij zuutichet(s) ès slécht vuur taan: al die zoetigheid is slecht voor de tanden  zuutichet (Zonhoven), zoetigheids: zuutechets (Zonhoven) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] || zoete lekkernij || zoetigheid III-2-3
snoepje bol: bó.l (Zonhoven, ... ), kebabbel: Verklw. kebébbelke  kebabbel (Zonhoven), snoep: snop (Zonhoven), suikerbol: sòkkerbó.l (Zonhoven), zure bolletjes: zōēër böllekes (Zonhoven), zuurtje: zōē.ërke (Zonhoven) een zuurtje || snoepje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || suikerbol zonder papiertje || zuurtje || zuurtjes III-2-3
snor moustache (fr.): məstâṣ (Zonhoven) Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)] III-1-1
snor en sprinkhaanrietzanger rietmus: ritmøͅs (Zonhoven) sprinkhaanrietzanger III-4-1
snorren ronken: ronken (Zonhoven) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snotneus snotaap: snótao.p (Zonhoven), snotjong: snótjò.nk (Zonhoven), snotneus: snótnaoës (Zonhoven), wat ən snotnā[u}s (Zonhoven), snottertje: wat ə snottərkən (Zonhoven) snotaap || snotjong || snotneus || Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)] III-1-4