e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soldaat soldaat: suldo.ət (Zonhoven) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: də soͅlda͂wətə motə saləwērn (Zonhoven), soldaten (Zonhoven), suldo.tṇ (Zonhoven) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof soldatenkerkhof: soldaote kerkhof (Zonhoven) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
solderen solderen: sǫldē̜rǝ (Zonhoven), souderen: sudeǝrn (Zonhoven  [(solderen met groot materiaal)]  ) Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.] II-11
solliciteren werk vragen: wērk vrōgǝ (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]) [N 95, 1001] II-5
soorten rokken godetrok (<fr.): Fr. godet.  gódèrók, gódéérók (Zonhoven) *godetrok: rok in panden III-1-3
soorten schoenen knijpschoen: knèè.ëpschōē.ën (Zonhoven), spekschoen: spékschōē.ën (Zonhoven), tress (<fr.): &lt; Fr. tressé (gevlochten). [Van Dale (FN): tresser, vlechten]  tréssee (Zonhoven) *knijpschoen: schoen die niet genageld is, gewoonlijk ook zonder binnenzool || *spekschoen: schoen met spekzool, dikke zool van licht buigzaam rubber || *tressee: gevlochten schoen III-1-3
soorten soldaten piot: Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.  piot (Zonhoven) welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)] III-3-1
soorten van dierlijke mest paardsmest: pi̯árts[mest] (Zonhoven), schapemest: sxōǝpǝ[mest] (Zonhoven) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
sorteren met de hand onderrapen: ǫnǝrǭ.pǝ (Zonhoven) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5