28377 |
stal |
stal:
sta.l (Q001p Zonhoven),
stāl (Q001p Zonhoven)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
bindketting:
bęnkęteŋ (Q001p Zonhoven)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
21135 |
stallen |
binnenzetten:
binnen zetten (Q001p Zonhoven)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
staldeur:
stāl`dø̄r (Q001p Zonhoven),
štal`dø̄r (Q001p Zonhoven)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
24739 |
stam uit een haag |
stek:
WLD
stek (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
stam (Q001p Zonhoven),
WLD
stam (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
stammetje:
stémke (Q001p Zonhoven)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] || stam
III-4-3
|
26871 |
stamper |
dammer:
damǝr (Q001p Zonhoven)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
hutsepot:
hutsepót (Q001p Zonhoven),
stomp:
stômp (Q001p Zonhoven)
|
gerecht van fijngemaakte aardappelen met groenten en eventueel vlees || puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
20757 |
stamppot met stokvis |
hete bliksem:
puree van aardappelen, stokvis, mosterd en ajuin
hiete bliksem (Q001p Zonhoven)
|
hete bliksem
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stambilt (Q001p Zonhoven),
sta͂mbe.lt (Q001p Zonhoven)
|
standbeeld [RND] || Standbeeld.
III-3-2
|