e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefouders stiefouders: stīē.ëfaars (Zonhoven) stiefouders III-2-2
stiefvader stiefvader: stiefvoader (Zonhoven), stīē.ëfvao.ëder (Zonhoven) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] || stiefvader III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stiefzoon (Zonhoven) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stiekem heimelijk: heͅ[ə}məlök (Zonhoven), ook materiaal znd 1u, 65  heͅəməlök (Zonhoven) geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] III-1-4
stiekem eten sneuken: sneu.ke (Zonhoven), Dië mòt mér veul sneu.ke, sévves hidder wȉër gȉënen hoo.nger: door al dat gesnoep heb je dadelijk weer geen eetlust meer  sneu.ke (Zonhoven) in stilte genieten van allerhande lekkers || tussen de gebruikelijke maaltijden rondsnuffelen naar iets lekkers III-2-3
stier duur: dyǝr (Zonhoven), dȳr (Zonhoven), stier: stīǝr (Zonhoven) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stram: stram (Zonhoven) Stijf, van vingers en handen gezegd (scheef, krom, stram). [N 109 (2001)] III-1-2
stijfkop ezel: éəzəl (Zonhoven), ezelaar: éəzəlèèər (Zonhoven), koppig beest: köppege bīēëst (Zonhoven), steenbok: stīēbòk (Zonhoven), steenezel: stienee.ëzel (Zonhoven), steunerik: cf. "steunig  steunerik (Zonhoven), steunige kadee: cf. WNT XV, kol. 1548 s.v. "steunen (I) B. 1. zich verzetten, zich kanten (tegen) (in deze zin niet meer in gebruik)  steunige kedeej (Zonhoven), stijfkop: stèè.ëfkóp (Zonhoven), stijfnek: stèè.ëfnák (Zonhoven) een koppig mens || eigenzinnig persoon, koppigaard || koppig, stijfhoofdig mens || koppigaard || stijfkop || stijfnek, stijfkop || zeer stijhoofdig mens III-1-4
stijfsel stijfsel: Dië mòt nóch stijfsjel óp menne kól d؉.ën: je moet nog stijfsel op mijn halsband doen  stijfs(j)el (Zonhoven), samen met znd 7, 48  stēͅi̯fsəl (Zonhoven) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] || stijfsel III-2-1
stijfselpap stijfsel: stejfsəl (Zonhoven, ... ) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1