20877 |
stomdronken |
zat gezopen:
zao.ët gezoo.pe (Q001p Zonhoven)
|
stomdronken
III-2-3
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
hoeierpot:
keteltje met gloeiende houts-of turfkolen dat door de vrouwen aan de haard onder de rokken geplaatst werd
hóó.jerpót (Q001p Zonhoven),
stoofpot:
stoofpót (Q001p Zonhoven)
|
stoofpot || vuurpot
III-2-1
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
stoofsel:
stoofsel (Q001p Zonhoven)
|
stoofvlees
III-2-3
|
30761 |
stoomapparaat |
stoomapparaat:
stoomapparaat (Q001p Zonhoven)
|
Toestel waarmee vastzittende behanglagen kunnen worden losgestoomd. Het bestaat uit een met water gevulde bak die verwarmd kan worden. De verhitte stoom stroomt vervolgens via een slang naar een mondstuk. Met behulp van dit onderdeel kan de stoom op het behang verspreid worden. [N 67, 94a]
II-9
|
31626 |
stoot |
stoot:
stut (Q001p Zonhoven),
stutj (Q001p Zonhoven)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
34577 |
stootring |
as:
ɛs (Q001p Zonhoven)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
Dië wèè.ën smao.kt nòòë de stóp: die wijn smaakt naar de stop
stóp (Q001p Zonhoven)
|
kurk
III-2-1
|
19376 |
stop, zekering |
plomb (fr.):
De plØ.m ès gesprònge: de stop is doorgeslagen
plō.m (Q001p Zonhoven),
Fr. plomb
plō.m (Q001p Zonhoven)
|
smeltzekering || stop
III-2-1
|
19481 |
stopcontact |
boète (fr.):
Fr. Boîte
bwat (Q001p Zonhoven)
|
aftakdoos
III-2-1
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
kont:
kǫ.nt (Q001p Zonhoven)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|