e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strenghaken aan de berries haken van de achterhaam: h˙īǝk [van den] axtǝrhǭm (Zonhoven) De twee haken aan de voorkant van de kar waarmee de kettingen van het achterhaam aan de berries bevestigd werden. Deze kettingen dienden om het paard de kar achteruit te laten duwen. Vergelijk het lemma strenghaken (haken die de strengen met het haam of het borsttuig verbinden) in wld I.10. [N 17, 40 + 99; JG 1a; monogr] I-13
strijkbord, riester rooster: rystǝr (Zonhoven), rȳstǝr (Zonhoven) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
strijken strijken: strēkən (Zonhoven), linnengoed, zeis enz.  strèè.ke (Zonhoven) een hemd strijken [ZND 07 (1924)] || strijken III-2-1
strijkijzer strijkijzer: strèè.kjèè.ëzer (Zonhoven), strèè.kèè.ëzer (Zonhoven) strijkijzer III-2-1
strijklap strijkleer: strijkleer (Zonhoven) Het stukje leer waarmee men de pek over de draad strijkt. Volgens de informant van L 163a vouwt men een stuk leer in de vorm van een w om de pek goed verspreid over de draad te kunnen krijgen. [N 60, 197d] II-10
stro strooi: strui̯ (Zonhoven), strūi̯ (Zonhoven) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stroef stuurs: stuurs (Zonhoven) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] III-3-1
strompelend lopen bij het aantrekken aantrekken: ǫǝntrękǝ (Zonhoven) [N 8, 62k, 73, 79 en 80] I-9
stronk, boomstronk boomstam: bumstam (Zonhoven) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
stronk, stengel van koolplanten stronk: WLD  stronk (Zonhoven, ... ) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] I-7