34591 |
strenghaken aan de berries |
haken van de achterhaam:
h˙īǝk [van den] axtǝrhǭm (Q001p Zonhoven)
|
De twee haken aan de voorkant van de kar waarmee de kettingen van het achterhaam aan de berries bevestigd werden. Deze kettingen dienden om het paard de kar achteruit te laten duwen. Vergelijk het lemma strenghaken (haken die de strengen met het haam of het borsttuig verbinden) in wld I.10. [N 17, 40 + 99; JG 1a; monogr]
I-13
|
32649 |
strijkbord, riester |
rooster:
rystǝr (Q001p Zonhoven),
rȳstǝr (Q001p Zonhoven)
|
Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.]
I-1
|
19666 |
strijken |
strijken:
strēkən (Q001p Zonhoven),
linnengoed, zeis enz.
strèè.ke (Q001p Zonhoven)
|
een hemd strijken [ZND 07 (1924)] || strijken
III-2-1
|
19442 |
strijkijzer |
strijkijzer:
strèè.kjèè.ëzer (Q001p Zonhoven),
strèè.kèè.ëzer (Q001p Zonhoven)
|
strijkijzer
III-2-1
|
30890 |
strijklap |
strijkleer:
strijkleer (Q001p Zonhoven)
|
Het stukje leer waarmee men de pek over de draad strijkt. Volgens de informant van L 163a vouwt men een stuk leer in de vorm van een w om de pek goed verspreid over de draad te kunnen krijgen. [N 60, 197d]
II-10
|
22085 |
stro |
strooi:
strui̯ (Q001p Zonhoven),
strūi̯ (Q001p Zonhoven)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|
21093 |
stroef |
stuurs:
stuurs (Q001p Zonhoven)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33856 |
strompelend lopen bij het aantrekken |
aantrekken:
ǫǝntrękǝ (Q001p Zonhoven)
|
[N 8, 62k, 73, 79 en 80]
I-9
|
33715 |
stronk, boomstronk |
boomstam:
bumstam (Q001p Zonhoven)
|
Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.]
I-8
|
33591 |
stronk, stengel van koolplanten |
stronk:
WLD
stronk (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)]
I-7
|