34266 |
vee |
beesten:
bi.stn (Q001p Zonhoven),
bī.stǝn (Q001p Zonhoven),
vee:
vēi̯ (Q001p Zonhoven)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
artist:
artest (Q001p Zonhoven),
meester:
mīstǝr (Q001p Zonhoven),
veearts:
vē.orts (Q001p Zonhoven)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
aflebberen:
Vië haan dóóë hiel wá bȉ.ër ao.fgeléppert: we hadden daar menig pint soldaat gemaakt
ao.fléppere (Q001p Zonhoven),
afzuipen:
Hië hit al hénnich wat ao.fgezoo.pen óp ¯n ؉ër tèè.ët: Hij heeft al vrij veel gedronken in een uur onoverg.
ao.fzóó.pe (Q001p Zonhoven),
afzwadderen:
onoverg. Hië hit nógal wat ao.fgezwaddert: hij heeft nogal veel gedronken
ao.fzwaddere (Q001p Zonhoven),
lampetten:
lampètte (Q001p Zonhoven),
lampetteren:
Ze wao.rˆ hénnich aon¯t lampetteren ènne kefeej: Er werd flink gedronken in het café Fr. lamper: met grote teugen (leeg)drinken
lampèttere (Q001p Zonhoven),
lepelen:
lee.ëpele (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
pompen:
pò.mpe (Q001p Zonhoven),
Nòòë de mátsj weu.rt er férrem gepò.mt: na de match wordt er een stevige pint gedronken
pò.mpe (Q001p Zonhoven),
zuipen:
zoapen (Q001p Zonhoven),
zōͅpən (Q001p Zonhoven),
zwadderen:
Ze zwadderf wat ao.f óp nen dao.ch: ze drinkt dagelijks veel te veel
zwaddere (Q001p Zonhoven)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || overmatig drinken || pimpelen || veel drinken || zuipen || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
doorjager:
doorjager (Q001p Zonhoven)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24613 |
veenbes |
varkensbes:
(Oxycoccus palustris): z. L.J. p. 96
vé.rrekesbee.ër (Q001p Zonhoven)
|
veenbes
III-4-3
|
24262 |
veer |
pluim:
plom (Q001p Zonhoven),
ploͅm (Q001p Zonhoven),
veer:
veͅər (Q001p Zonhoven)
|
veer || veer ve vogel || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24779 |
veerdelig tandzaad |
kermisgast:
kermisgasten (Q001p Zonhoven)
|
tandzaad
III-4-3
|
23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
vairtigoerengebed (Q001p Zonhoven),
viartigoerengebed (Q001p Zonhoven)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34282 |
veevoer verzamelen |
maaien:
mē̜n (Q001p Zonhoven),
plukken:
pløkǝ (Q001p Zonhoven),
plø̜kǝ (Q001p Zonhoven),
snijden:
snēi̯ǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
keren:
kee.ëre (Q001p Zonhoven),
kērə (Q001p Zonhoven),
kee.ërt (d)á vóó.ël ¯ns vòrt: keer die vuilnis even weg
kee.ëre (Q001p Zonhoven),
uitkeren:
ōͅu̯tkērə (Q001p Zonhoven),
oͅu̯tkērn (Q001p Zonhoven)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || door vegen reinigen || keren
III-2-1
|