28326 |
voerman |
voerman:
vū.rman (Q001p Zonhoven)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21134 |
voertuig |
voiture (fr.):
voiture (Q001p Zonhoven)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
de kont van de mand:
dǝ kǫnt ˲van dǝ mān (Q001p Zonhoven),
voet:
vuət (Q001p Zonhoven)
|
Het voetstuk dat onder aan de mand wordt gevlochten om beschadiging van de mand te voorkomen. Een versleten voet kan worden vervangen. [N 40, 59; N 40, 60; N 40, 68] || voet [ZND 08 (1925)]
II-12, III-1-1
|
27996 |
voet van de pijler |
voet van de taille:
vuwt van dǝ tę̄j (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Zolder])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
23185 |
voetbal |
voetbal:
voetból (Q001p Zonhoven),
Met ne voetbal spelen.
vudbōl (Q001p Zonhoven)
|
I. Voetbal. || Voetbal: 1. Het voetbal(spel 2. De voetbal, het leder.
III-3-2
|
22627 |
voetballen |
voetballen:
Afl. sub voetbal.
voetbólle (Q001p Zonhoven),
Ww. sub II. voetbal.
voetballen (Q001p Zonhoven)
|
[Voetballen]. || Voetballen.
III-3-2
|
19486 |
voetbankje |
bankje:
bɛŋskən (Q001p Zonhoven)
|
voetbankje [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19812 |
voetenbankje |
voetbankje:
voetbenske (Q001p Zonhoven),
voeëtbenkske (Q001p Zonhoven)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
voetganger (Q001p Zonhoven)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
voetgebedere (Q001p Zonhoven)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|