e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voornaam voornaam: veu.rnaom (Zonhoven) voornaam III-2-2
voornemen om niet meer te zondigen voornemen: veurniemen (Zonhoven) Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)] III-3-3
vooroverduikelen over zijn kop tuimelen: øvər z`nə kop tôməln (Zonhoven) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] III-1-2
voorraad voorraad: voorraad (Zonhoven) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorschaar schulp: sxø̜.lǝp (Zonhoven  [(niet bij de enkele ploeg)]  ) De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.] I-1
voorschoot, schort (alg.) voordoek: veuring (Zonhoven, ... ), Zie ook afb. p.542.  vu.rreng (Zonhoven), voorschoot: vø̄rsxut (Zonhoven) *vurng: schort, voorschoot || schort || voorschoot [ZND 08 (1925)] || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3
voorspanhaak griffe: gref (Zonhoven  [(Eisden)]   [Maurits]) Beugel, bevestigd aan de bestaande ondersteuning, waarin de voorspanbalk hangt. [N 95, 364; monogr.] II-5
voorstrengen voorstangen: vērstaŋǝ (Zonhoven), voorstrengen: vø̄.rstrɛŋ (Zonhoven) Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62] I-10, I-13
vooruit hup: hø̜p (Zonhoven), ju: jø̜ (Zonhoven), jup: jø̜p (Zonhoven) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vooruitbetaling op het loon kleine quinzaine: klēnǝ kęzɛm (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Domaniale, Wilhelmina]) [N 95, 974; N 95, 973] II-5