20409 |
voornaam |
voornaam:
veu.rnaom (Q001p Zonhoven)
|
voornaam
III-2-2
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
veurniemen (Q001p Zonhoven)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17852 |
vooroverduikelen |
over zijn kop tuimelen:
øvər z`nə kop tôməln (Q001p Zonhoven)
|
hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
voorraad (Q001p Zonhoven)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
schulp:
sxø̜.lǝp (Q001p Zonhoven
[(niet bij de enkele ploeg)]
)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
voordoek:
veuring (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
Zie ook afb. p.542.
vu.rreng (Q001p Zonhoven),
voorschoot:
vø̄rsxut (Q001p Zonhoven)
|
*vurng: schort, voorschoot || schort || voorschoot [ZND 08 (1925)] || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
27932 |
voorspanhaak |
griffe:
gref (Q001p Zonhoven
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Beugel, bevestigd aan de bestaande ondersteuning, waarin de voorspanbalk hangt. [N 95, 364; monogr.]
II-5
|
33975 |
voorstrengen |
voorstangen:
vērstaŋǝ (Q001p Zonhoven),
voorstrengen:
vø̄.rstrɛŋ (Q001p Zonhoven)
|
Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10, I-13
|
34015 |
vooruit |
hup:
hø̜p (Q001p Zonhoven),
ju:
jø̜ (Q001p Zonhoven),
jup:
jø̜p (Q001p Zonhoven)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
27571 |
vooruitbetaling op het loon |
kleine quinzaine:
klēnǝ kęzɛm (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
[N 95, 974; N 95, 973]
II-5
|