24632 |
waterloot |
waterscheut:
WLD
waterscheut (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24787 |
waternavel |
twaalfurenbloem:
(Hydrocotyle vulgaris)
twéllefōē.ërebloo.m (Q001p Zonhoven)
|
waternavel
III-4-3
|
30082 |
waterpas |
waterpas:
woatǝrpas (Q001p Zonhoven),
wø ̞tǝrpás (Q001p Zonhoven),
wātǝrpas (Q001p Zonhoven)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.]
II-9
|
24836 |
waterpest |
eendengerek:
etym. (e.d.), zie boek
grik (Q001p Zonhoven)
|
waterpest
III-4-3
|
18128 |
waterpokken |
wijnpokken:
wijnpokken (Q001p Zonhoven)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
[RND 08] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
24274 |
waterral |
bemschaar:
bamscheer (Q001p Zonhoven),
bamschiejer (Q001p Zonhoven)
|
waterral
III-4-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wǭ.tǝrlōǝx (Q001p Zonhoven)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
snip:
snup (Q001p Zonhoven),
snup:
capella gallinago
snøͅp (Q001p Zonhoven),
watersnep:
woatersnep (Q001p Zonhoven)
|
watersnip
III-4-1
|
20542 |
wecken |
inmaken:
inmaken (Q001p Zonhoven)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|