23918 |
wonderen doen |
een wonder doen:
e wonner doeën (Q001p Zonhoven)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
vië houzjen ènne kao.mer: wij huizen in de voorkamer Dij twie houzjen al láng bȉ.ën: die twee huizen al lang samen
houzje (Q001p Zonhoven),
wonen:
wonen (Q001p Zonhoven),
woo.ëne (Q001p Zonhoven),
wōn̂ (Q001p Zonhoven)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen || wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1, III-4-1
|
19720 |
woonkamer, huiskamer |
haard:
Ze zittˆ ènˆ hiárt: ze vertoeven in de huiskamer
hiárt (Q001p Zonhoven),
huis:
hóó.ës (Q001p Zonhoven),
Ich dè.nk dat er èn hóó.ës ès: ik denk dat je hem in de huiskamer kunt treffen
hóó.ës (Q001p Zonhoven),
zitkamer:
zitkao.mer (Q001p Zonhoven),
zitplak:
zitplák (Q001p Zonhoven)
|
huiskamer || woonkamer || zitkamer || zitplaats
III-2-1
|
22722 |
woonwagen |
barak:
[oorspr. opg. hak?, rk]
br}ak (Q001p Zonhoven),
kottenwagen:
Sub *kotte-, (3).
kóttewao.ge (Q001p Zonhoven)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Woonwagen.
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
wo.ərt (Q001p Zonhoven),
ə wōrt, ə w"rtən, dâzèən schun w"rdən (Q001p Zonhoven)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND]
III-3-1
|
30806 |
worm- en horzelgat |
larvebeet:
larvebeet (Q001p Zonhoven)
|
Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7]
II-10
|
34202 |
wormbulten |
angels:
(enk)
aŋǝl (Q001p Zonhoven)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gemaaid:
gemaoëjt (Q001p Zonhoven),
vermaoëjt (Q001p Zonhoven),
gemaaisteekt:
gemaoëjsteekt (Q001p Zonhoven),
WLD
gemaaisteekt (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
pens:
pé.ns (Q001p Zonhoven),
saucijs:
səsis (Q001p Zonhoven),
worst:
worst (Q001p Zonhoven),
woͅrst (Q001p Zonhoven),
Verklw, wörsteke
wórs(j)t (Q001p Zonhoven)
|
pens || worst [ZND 04 (1924)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstelen (Q001p Zonhoven),
Uitstoting van s.
wórtele (Q001p Zonhoven),
wrusselen:
Dorren, pag. 131: vraatschele.
fraəsəln (Q001p Zonhoven)
|
*Fraasselen: Worstelen. || de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Worstelen.
III-3-2
|