24124 |
bonte kraai |
grijze kraai:
grijs krè (Q001p Zonhoven)
|
kraai, bonte —
III-4-1
|
24125 |
bonte specht, specht |
pietber:
cf. fr. pic vert
pidbɛ̄r (Q001p Zonhoven),
specht:
specht (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
spɛxt (Q001p Zonhoven)
|
specht [ZND 07 (1924)] || specht, bonte —
III-4-1
|
18682 |
bontmantel |
pels:
pö.ls (Q001p Zonhoven),
pelsen jas:
pö.lse jás (Q001p Zonhoven),
pelsjas:
pö.lsjás (Q001p Zonhoven)
|
pelsjas: bontjas
III-1-3
|
25019 |
bonzen |
kloppen:
kloppen (Q001p Zonhoven)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32550 |
boodschappenmand |
mandje:
mɛntjǝ (Q001p Zonhoven)
|
Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.]
II-12
|
22552 |
boog |
boog:
bo.g (Q001p Zonhoven),
boog (Q001p Zonhoven),
bōch (Q001p Zonhoven),
Bè pèè.ël én booch: Met pijl en boog.
booch (Q001p Zonhoven)
|
boog [RND] || Boog. || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
31417 |
boogdrilboor |
drilboor:
drilboor (Q001p Zonhoven)
|
Handboor die door middel van een koord en een boog wordt rondgedraaid. De boogdrilboor bestaat uit een houten of ijzeren rol, de drilklos, waarin aan de onderzijde een boorijzer bevestigd kan worden. Aan de bovenzijde van de klos bevindt zich een spil waarop een borstplaat wordt aangebracht waar men tijdens het boren met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. De boor wordt aan het draaien gebracht door een in een boog gespannen koord om de drilklos te slaan en vervolgens de boog heen en weer te bewegen. Deze beweging lijkt op vioolspelen; vandaar woordtypen als vioolboor, fiedelboor, fiedelaar en fiedel. Zie ook afb. 124. [N 33, 121; N 33, 130-131]
II-11
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schuttersgilde:
schuttersgilde (Q001p Zonhoven),
Ss. sub schutter.
schöttersgul` (Q001p Zonhoven)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Schuttersgilde.
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bum (Q001p Zonhoven),
etym. (e.d.), zie boek
boem (Q001p Zonhoven),
boompje:
etym. (e.d.), zie boek
bumke (Q001p Zonhoven),
els:
i.ls (Q001p Zonhoven),
u.ls (Q001p Zonhoven)
|
boom [RND] || boomsoort
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
boogert (Q001p Zonhoven),
bogaardje:
boogerke (Q001p Zonhoven),
boverd:
bo vərt (Q001p Zonhoven),
boovert (Q001p Zonhoven),
bōvert (Q001p Zonhoven),
bōvərt (Q001p Zonhoven),
boverdje:
booverke (Q001p Zonhoven)
|
boomgaard [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
I-7
|