e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte roodstaart schouwvegertje: schooviejgerke (Zonhoven) zwarte roodstaart III-4-1
zwartepieten (kaartspel) zwartepieten: zwartepieten (Zonhoven) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
zwartfluwelen haarbandje diadeem (<fr.): Fr. diadème.  diejádèè.m (Zonhoven) diadeem III-1-3
zwartsel zwartsel: zwartsǝl (Zonhoven) Vocht waarmee men bepaalde delen van de schoen zwart maakt. Volgens de informant van L 267 wordt deze verfstof samengesteld uit roet, water en was, vooral bijenwas. De informant van K 278 vermeldt nog "olie" als ingredi√´nt. [N 60, 132a] II-10
zwavelbloem solferbloem: sǫ.lǝfǝrblom (Zonhoven) Lichtgeel poeder van fijne zwavel. Zwavelbloem smelt men op zacht vuur. In de vloeibare zwavel steekt men een kaart. Men trekt die eruit en laat de zwavel verharden. Men steekt de kaart met zwavel op een stuk hout en steekt dit stuk in brand onder de korf. Door de zwavelreuk worden de bijen gedood (Lhoest, pag. 68). [N 63, 77d; JG 1a+1b] II-6
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lǝfǝrkǭ.rt (Zonhoven), sǫlǝfǝrkārt (Zonhoven) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelx solfer: ps. omgespeld volgens Frings.  soͅlfər (Zonhoven), zwavel: zwāvəl (Zonhoven) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweefmolen zwik: Meestal dim. mv. zwikkerkes: ènne zwikkerkes zitte.  zwik (Zonhoven), zwikkertjes (mv.): Sub zwik, (3): Meestal dim. mv. zwikkerkes: ènne zwikkerkes zitte.  zwikkerkes (Zonhoven), Vgl. zwikken 2 [op en af bewegen].  zwikərkəs (Zonhoven) *Zwikkerkes: Spel op de kermis waarmee men ronddraait. || Zwik: *3. Hoge kermismolen met aan kettingen rondzwaaiende stoeltjes, zwiermolen (gew.), zweefmolen. III-3-2
zweep smak: smak (Zonhoven), zweep: zwip (Zonhoven) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweer: zweer (Zonhoven) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)] III-1-2