e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekterrein dekterrein: dekterrein (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Maurits]) Het pakket van lagen dat bestaat uit in het algemeen niet verharde grondsoorten zoals grind, klei en zand en dat zich bevindt tussen de aardoppervlakte en het carboongesteente. [N 95, 168; monogr.] II-5
dekzeil bâche: baš (Zonhoven), deken: dękǝn (Zonhoven) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛ.mpǝx (Zonhoven) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: dén (Zonhoven), WLD  den (Zonhoven, ... ), kerstden: kérsdén (Zonhoven), kruisden: spar (Picea abies): z. L.J. p. 89  kröö.sdén (Zonhoven) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den || kerstden || kruisden III-4-3
denken denken: dè.nke (Zonhoven), dèngkə (Zonhoven), ech de͂k, vie de͂kən (Zonhoven) denken || ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)] III-1-4
dennenappel denappel: dénappel (Zonhoven), dennenappel: WLD  dennenappel (Zonhoven, ... ), dennenknop: dénneknóp (Zonhoven), verzamelfiches; ook ZND01, u 31  deͅnneknoͅp (Zonhoven), dènəknøp (Zonhoven) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || den(nen)appel || dennenappel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennennaalden dennenspelden: dèn ə spèl (Zonhoven), dénnespél (Zonhoven), spelden: speͅln (Zonhoven), spél (Zonhoven), speldjes: spélleke(s) (Zonhoven) dennenaald [ZND 01 (1922)] || dennennaald III-4-3
dennenwortel stronk: WLD  stronk (Zonhoven, ... ), wortel: WLD  wortel (Zonhoven, ... ) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
derdeling derdeling: dɛ.rdǝleŋ (Zonhoven), derling: dɛrleŋ (Zonhoven) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
dessert toebaat: Wá it¯ der as toubao.ët: wat eet je als toespijs  toubao.ët (Zonhoven) toespijs III-2-3