27750 |
dekterrein |
dekterrein:
dekterrein (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Maurits])
|
Het pakket van lagen dat bestaat uit in het algemeen niet verharde grondsoorten zoals grind, klei en zand en dat zich bevindt tussen de aardoppervlakte en het carboongesteente. [N 95, 168; monogr.]
II-5
|
33992 |
dekzeil |
bâche:
baš (Q001p Zonhoven),
deken:
dękǝn (Q001p Zonhoven)
|
Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpǝx (Q001p Zonhoven)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
24526 |
den |
den:
dén (Q001p Zonhoven),
WLD
den (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kerstden:
kérsdén (Q001p Zonhoven),
kruisden:
spar (Picea abies): z. L.J. p. 89
kröö.sdén (Q001p Zonhoven)
|
De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den || kerstden || kruisden
III-4-3
|
19048 |
denken |
denken:
dè.nke (Q001p Zonhoven),
dèngkə (Q001p Zonhoven),
ech de͂k, vie de͂kən (Q001p Zonhoven)
|
denken || ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
denappel:
dénappel (Q001p Zonhoven),
dennenappel:
WLD
dennenappel (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
dennenknop:
dénneknóp (Q001p Zonhoven),
verzamelfiches; ook ZND01, u 31
deͅnneknoͅp (Q001p Zonhoven),
dènəknøp (Q001p Zonhoven)
|
De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || den(nen)appel || dennenappel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennenspelden:
dèn ə spèl (Q001p Zonhoven),
dénnespél (Q001p Zonhoven),
spelden:
speͅln (Q001p Zonhoven),
spél (Q001p Zonhoven),
speldjes:
spélleke(s) (Q001p Zonhoven)
|
dennenaald [ZND 01 (1922)] || dennennaald
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
stronk:
WLD
stronk (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
wortel:
WLD
wortel (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
28511 |
derdeling |
derdeling:
dɛ.rdǝleŋ (Q001p Zonhoven),
derling:
dɛrleŋ (Q001p Zonhoven)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
20946 |
dessert |
toebaat:
Wá it¯ der as toubao.ët: wat eet je als toespijs
toubao.ët (Q001p Zonhoven)
|
toespijs
III-2-3
|