19117 |
deugen |
deugen:
doo.ge (Q001p Zonhoven),
dóógə (Q001p Zonhoven)
|
deugen
III-1-4
|
19167 |
deugniet |
bliksem van een jong:
bliksem van e jò.nk (Q001p Zonhoven),
deugeniet:
deugeniet (Q001p Zonhoven),
ook materiaal znd 23,4
døgənit (Q001p Zonhoven),
dø̄gənit (Q001p Zonhoven),
deugniet:
déúchnĭĕt (Q001p Zonhoven),
duivelszout:
(soda?)
dūū.ëvelszaa.t (Q001p Zonhoven),
kastaar:
kastaar (Q001p Zonhoven),
kestaar (Q001p Zonhoven),
lorejas:
ook materiaal znd 23,4
lorjas (Q001p Zonhoven),
ondeugendig kind:
ondøgəntex keint (Q001p Zonhoven),
ònduggəntich kènt (Q001p Zonhoven),
óndeu.gentich/óndeu.gentech kè.n’t (Q001p Zonhoven),
onkruid:
ó.nkróóët (Q001p Zonhoven),
rakker:
rákker(t) (Q001p Zonhoven),
snotjong:
snòtjóngk (Q001p Zonhoven),
snotter:
snòttər (Q001p Zonhoven),
vagebond:
va͂gəbont (Q001p Zonhoven),
voyou (fr.):
cf. fr. "voyou"2. = schooier, deugniet, gannef, schoft; zie id. lemma "slecht mens, slechte kerel
vájoe (Q001p Zonhoven)
|
deugniet [ZND 01 (1922)] || deugniet gebruikt voor een jongen || deugniet, oneerlijk persoon || deugniet, schurk, onbetrouwbaar persoon || deugniet, veelbesproken sujet || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || kwajongen, deugniet || ondeugend kind
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
deuk:
nən døk (Q001p Zonhoven),
nuts:
ən nəts (Q001p Zonhoven)
|
een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
d ̇ør (Q001p Zonhoven),
dø̄r (Q001p Zonhoven),
Dië kö.mt aonne deu.r of: dië giet (d)e deu.rˆ ao.f: hij leurt
deu.r (Q001p Zonhoven)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur
II-9, III-2-1
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
klè.nk (Q001p Zonhoven),
klink van de deur:
de klè.nk vanne deu.r (Q001p Zonhoven)
|
deurklink || klink
III-2-1
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
deurtje:
dø̄.rkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
dørwiardər (Q001p Zonhoven),
huissier (fr.):
hoͅwəsīr (Q001p Zonhoven),
oͅwsi (Q001p Zonhoven),
rezier (Q001p Zonhoven)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] || deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diaboli (Q001p Zonhoven),
Diabolo spelen.
dijābəlo (Q001p Zonhoven),
It. diabolo.
djaabeloo (Q001p Zonhoven)
|
Diabolo. || Diabolo: Jojo. || Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
diarree:
diarree (Q001p Zonhoven),
schijt:
sxęi̯t (Q001p Zonhoven)
|
Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)] || Te dunne ontlasting, buikloop. [N 76, 51a; N 76, 51b]
I-12, III-1-2
|
30991 |
dichtbinden |
inbinden:
ęjnbęjnǝn (Q001p Zonhoven)
|
Het met touw dichtbinden van de veteropening, voordat men begint met overhalen. Zie ook het lemma overhalen. [N 60, 82]
II-10
|