e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dons, nestveren duivelshaar: dyəvəsōər (Zonhoven), duiveltjeshaar: dyjəvəlkəshuoͅr (Zonhoven), kiphaar: kiphaor (Zonhoven), køphuoͅr (Zonhoven) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld hij ligt achter een toren: znd 23, 022b;  hie lîed achtər ’n toorn (Zonhoven) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  dōēt (Zonhoven) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) bij jezusje in de hemel: bè jee.zeken ènṇ hīē.mel (Zonhoven), de hoek om: den hòk um (Zonhoven), de pijp uit: de pèè.ëp ès óó.ët (Zonhoven), dood: doet (Zonhoven), dŏĕd (Zonhoven), haar kaarsje is uit: heur kéé(r)sken ès óó.ët (Zonhoven), kapot: kapot (Zonhoven), naar de hel: nòòë de hél (Zonhoven), naar de hemel: nòòë den hīē.ëmel (Zonhoven), naar het vagevuur: nòòë ’t vaogevūū.ër (Zonhoven), naar jan pieren: #NAME?  nòòë ja.n pīē.ëre (Zonhoven), van de kaart af: vanne kao.rt aa.f (Zonhoven), vort: vòrt (Zonhoven), weg: wië.ch (Zonhoven), zijn kaars is uit: z’n kaa.rs ès óó.ët (Zonhoven), zijn kaars is uitgeblazen: z’n kaa.rs ès óó.ëtgeblòò.ëze (Zonhoven), zijn pijp is uit: z’n pèè.ëp ès óó.ët (Zonhoven) dood (bn) || dood (bn.) || dood (hij is -) || dood (zijn) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dŏĕt (Zonhoven, ... ) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
dood (zn.) dood: doet (Zonhoven, ... ) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (zn.) III-2-2
doodgraver grafmaker: grao.fmao.ker (Zonhoven) grafdelver, doodgraver III-2-2
doodkist kist: kist (Zonhoven), zerk: znd 33, 38;  zerrək (Zonhoven), zérk (Zonhoven) doodkist || een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodskist doodskist: doets(j)kist (Zonhoven, ... ), doetskist (Zonhoven, ... ), lijkkist: leøͅeøͅ.kkist (Zonhoven), lèè.kkist (Zonhoven), zerk: zeeͅ.rrek (Zonhoven), zé.rrek (Zonhoven), znd 33, 38;  zerrək (Zonhoven), zérk (Zonhoven) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodkist || Doodkist. [ZND 33 (1940)] || doodskist || Doodskist. || lijkkist III-2-2, III-3-3
doodsklok doodsklok: doedsklok (Zonhoven, ... ) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3