26175 |
doorschieten |
schieten:
sxī.tǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het vanuit de aar doorgroeien van de graanplant. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
30876 |
dop |
dop:
dop (Q001p Zonhoven)
|
Het enigszins plat uitlopend houtje dat de schoenmaker onder de hozen slaat of steekt, om de laars voldoende strakheid te geven. [N 60, 188b]
II-10
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
doepkeind (Q001p Zonhoven)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
dupen (Q001p Zonhoven),
dy‧pən (Q001p Zonhoven),
döpə (Q001p Zonhoven),
ə kēnt typə (Q001p Zonhoven),
~ op de n
dup†n (Q001p Zonhoven)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)], [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
erwten:
erét (Q001p Zonhoven),
é.rret (Q001p Zonhoven),
WLD
erwten (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
peulerwten:
pōəleͅrt (Q001p Zonhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] || erwt
I-7
|
21311 |
dorp |
dorp:
de būrən hūən vèif ossən en nēgə kö:i en twêlf schoəp noə tö:rp gəbrocht vør zə tə vərkūpən (Q001p Zonhoven),
dørəp (Q001p Zonhoven),
də būrŋ hān veͅjəf osən en nēgə køj en tweləf schēəp vør tørp gəbrocht dij wōnzə vərkūpən (Q001p Zonhoven),
də būrən hān veͅjf osn nēgə køͅy en tweͅlf schieͅpkəs noət tøͅrp gədōə deͅi̯ zə wōən v (Q001p Zonhoven)
|
De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dørǝpǝl (Q001p Zonhoven),
dø̜̄rǝpǝl (Q001p Zonhoven),
zul:
zøl (Q001p Zonhoven),
zø̜l (Q001p Zonhoven)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
dorp (Q001p Zonhoven),
terp (Q001p Zonhoven)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21710 |
dorpsplein |
plein:
plein (Q001p Zonhoven)
|
een groot plein in het midden van een dorp [bist, biest, aries] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ǭnlęgǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|