17668 |
middelvinger |
middelvinger:
middelvinger (Q005p Zutendaal)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (Q005p Zutendaal)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
banden:
bɛ̄n (Q005p Zutendaal)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q005p Zutendaal)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikke (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal),
mikə (Q005p Zutendaal),
ogen:
ɛ.igə (Q005p Zutendaal)
|
lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
20460 |
minnaar |
bijzit:
bijzit (Q005p Zutendaal)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20459 |
minnares |
bijzit:
bijzit (Q005p Zutendaal)
|
samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23271 |
misdienaar |
koorezel:
kuuriëzel (Q005p Zutendaal),
misdienaar:
meͅsdēnər (Q005p Zutendaal),
mèsdeiner (Q005p Zutendaal)
|
Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
misva.l (Q005p Zutendaal)
|
Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
dikke laag mist:
een dikke laog mis (Q005p Zutendaal)
|
mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|