e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelvinger middelvinger: middelvinger (Zutendaal) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard romp: ro.mp (Zutendaal) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden banden: bɛ̄n (Zutendaal) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mijt afdekken dekken: dękǝ (Zutendaal) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikke (Zutendaal, ... ), mikə (Zutendaal), ogen: ɛ.igə (Zutendaal) lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2
minnaar bijzit: bijzit (Zutendaal) minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)] III-2-2
minnares bijzit: bijzit (Zutendaal) samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)] III-2-2
misdienaar koorezel: kuuriëzel (Zutendaal), misdienaar: meͅsdēnər (Zutendaal), mèsdeiner (Zutendaal) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
miskraam misval: misva.l (Zutendaal) Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)] III-2-2
mist, nevel (alg.) dikke laag mist: een dikke laog mis (Zutendaal) mist, nevel [ZND 39 (1942)] III-4-4