e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugriem rugriem: ręxrēm (Zutendaal) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruif voor de koeien reep: rēi̯p (Zutendaal) Naar aanleiding van de vraag naar de "verstelbare voerluiken" (2.2.20) werden ook benamingen voor een ruif gegeven. Een ruif met hooi voor de koeien kwam in de oude potstaal nog vaak voor (zie de foto van afbeelding 7 bij het lemma "potstal" (2.2.2), afb. 7); in de stallen met een koeienstand vindt men deze niet meer. Vaak is er alleen in de paardestal een ruif; zie het lemma en de kaart "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 37d] I-6
ruiken ruiken: riekke (Zutendaal), Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  i (Zutendaal) Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken III-1-1
ruin ruin: rø̜i̯n (Zutendaal) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruk rof: rof (Zutendaal) Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)] III-1-2
runderhorzel, horzel koevlieg: kuvlē‧x (Zutendaal), stopperd: stopərt (Zutendaal) insect dat koeien steekt 1 [Goossens 1a (1955)] || kwaadste insect (geel; slechts in mei, juni) [Goossens 1a (1955)] III-4-2
runderhorzellarve angel: aŋəl (Zutendaal, ... ) paardshorzel, insect dat zijn eitjes legt onder de huid van de koeien [Goossens 1a (1955)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1a (1955)] III-4-2
ruw geschraald: gesjrèlt (Zutendaal) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw worden springen: springən van de beͅis (Zutendaal) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacrĕmentspersessie (Zutendaal) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3