21483 |
schafttijd |
koffie:
no də kôfi (Q005p Zutendaal)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
34435 |
schapenboer |
schaapsboer:
šōbsbūǝ.r (Q005p Zutendaal)
|
Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b]
I-12
|
33402 |
schapestal, schaapskooi |
schaapsstal:
šǭps[stal] (Q005p Zutendaal)
|
De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.]
I-6
|
34115 |
schede van de koe |
vazel:
vǭ.zǝl (Q005p Zutendaal)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
17729 |
scheel zien |
scheel kijken:
sjèèl kiekke (Q005p Zutendaal)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
18727 |
scheerapparaat |
scheermachinetje:
illentrik sjèèrmesjienke (Q005p Zutendaal)
|
Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sjoars (Q005p Zutendaal),
scheermes:
sjèèrmaes (Q005p Zutendaal),
scheermesje:
sjèèrmaeske (Q005p Zutendaal)
|
Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34587 |
schei |
schei:
šɛi̯ (Q005p Zutendaal)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
17728 |
schemeren van de ogen |
wemelen:
`t wiemelt vier m`n aaige (Q005p Zutendaal)
|
Schemeren voor de ogen, sterretjes zien (het schemert mij/ voor mijn ogen, ik zie sterren, flimmeren, flikkeren). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20510 |
schenkel |
schrankel:
wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst
šra.ŋkəl (Q005p Zutendaal)
|
schenkel, gedeelte van de achterpoot van een varken tussen de ham en de voet [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|