28694 |
sikkel |
zikkel:
zikǝl (Q005p Zutendaal)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appelesien (Q005p Zutendaal)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋǝl (Q005p Zutendaal)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sint-maarten:
sent marte (Q005p Zutendaal),
sint marte (Q005p Zutendaal)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
sint pieter (Q005p Zutendaal)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (Q005p Zutendaal)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅ.i (Q005p Zutendaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
blau en green geslaoge (Q005p Zutendaal),
blèùüw ɛn gRēn gəslôgə (Q005p Zutendaal)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
slāxtǝ (Q005p Zutendaal)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
karnoffel:
kərnoffəl (Q005p Zutendaal),
patat:
patat (Q005p Zutendaal),
veeg:
vēͅg (Q005p Zutendaal),
vè.g (Q005p Zutendaal)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|