32749 |
spitten |
graven:
grǭ.vǝ (Q005p Zutendaal)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
34582 |
sporten |
sproten:
(enkelv)
sprūǝ.t (Q005p Zutendaal)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q005p Zutendaal)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sprotele (Q005p Zutendaal)
|
Sproet (sproetelen, sproonselen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
hout zoeken:
klaein hoat zeeke (Q005p Zutendaal)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
spuiten:
spaeite (Q005p Zutendaal)
|
Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17819 |
staan |
staan:
stuën (Q005p Zutendaal)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
bis:
bes (Q005p Zutendaal),
staart:
start (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal),
staartje:
stertje (Q005p Zutendaal),
stɛrtšə (Q005p Zutendaal)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
startlē̜r (Q005p Zutendaal)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (Q005p Zutendaal)
|
stad [RND]
III-3-1
|