19667 |
tafel |
tafel:
taofəl (Q005p Zutendaal)
|
tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
24727 |
takken (coll.) |
kop:
kop (Q005p Zutendaal)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (Q005p Zutendaal
[(mv tā.n)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden wassen:
taan wase (Q005p Zutendaal)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
tandborstel (Q005p Zutendaal)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
koterstokje:
kiëterstekske (Q005p Zutendaal)
|
Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandpasta (Q005p Zutendaal)
|
Tandpasta [N 114 (2002)]
III-1-3
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
kamrad:
kamprǭt (Q005p Zutendaal)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
ta:ntvlɛiz (Q005p Zutendaal)
|
hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)]
III-1-1
|
31213 |
tandwielpal |
klep:
klɛp (Q005p Zutendaal),
pal:
pal (Q005p Zutendaal)
|
Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243]
II-11
|