22655 |
drijftol |
konkerel:
konkeraul (Q005p Zutendaal),
koͅŋkeͅrəl (Q005p Zutendaal)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
29122 |
drijfwiel |
rad:
rǭǝt (Q005p Zutendaal)
|
Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6]
II-7
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
trog:
trȳǝx (Q005p Zutendaal)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
glas:
gloas (Q005p Zutendaal),
pint:
pent (Q005p Zutendaal)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
dras:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dras (Q005p Zutendaal)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drīēch (Q005p Zutendaal)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drī.xstūǝn (Q005p Zutendaal)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
gejaagd bezig zijn:
gejoagd bèzig zie:n (Q005p Zutendaal)
|
Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
25133 |
druppel |
druppel:
dreppel (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
druppen:
dreppe (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|