17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
Opg. (n)oasderm.
oasdaerm (Q005p Zutendaal),
naarsdarm:
Opg. (n)oasderm.
noasdaerm (Q005p Zutendaal)
|
Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20333 |
enig kind |
enig kind:
aeinig kè.nd (Q005p Zutendaal)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeks-jong] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33605 |
enten |
greffelen:
grɛfələ (Q005p Zutendaal),
griffelen:
grefələ (Q005p Zutendaal)
|
[RND 08]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
amvəlop (Q005p Zutendaal),
omvlop (Q005p Zutendaal)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
besmettelijke ziekte:
besmitteleke zeekde (Q005p Zutendaal)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
’t es əmaint (Q005p Zutendaal),
menens:
’t eͅs maineͅs (Q005p Zutendaal),
’t ès mēenəs (Q005p Zutendaal)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄.rt (Q005p Zutendaal)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éétə (Q005p Zutendaal)
|
eten [RND]
III-2-3
|
18047 |
etter |
zweersel:
zwɛ:rsel (Q005p Zutendaal)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbele achterhaam:
dobǝlǝn [achterhaam] (Q005p Zutendaal)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|