e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeente gemeente: gemaeinte (Zutendaal), gəme[i}jnt (Zutendaal) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gemaeintehuus (Zutendaal), gəmeijntəhuus (Zutendaal) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gepachte hoeve, pachtgoed pachterij: pāxtǝręi̯ (Zutendaal) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
gerieflijk gerieflijk: e gereeflek gelēēg (Zutendaal) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gerst gerst: gɛrs (Zutendaal) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geschiedenis historie: en n histurie vertelle (Zutendaal), verhaal: e chūn verhōêl kenne (Zutendaal), vertelseltje: ə vərtelsolkə vərtellən (Zutendaal) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
gesneden mannelijk schaap hamel: hǭ.mǝl (Zutendaal) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken berg: bɛrx (Zutendaal), bɛ̄.rǝx (Zutendaal) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
getob; tobben geneuk: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geni-ëk (Zutendaal) gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətrèùjdə vrèùjw (Zutendaal) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2