25157 |
ijzelen |
ijzelen:
het hiezelt (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal),
hət izəlt (Q005p Zutendaal, ...
Q005p Zutendaal)
|
ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
ī.zǝrǝ [eg] (Q005p Zutendaal)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q005p Zutendaal),
gaffeltje:
gɛfǝlkǝ (Q005p Zutendaal),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q005p Zutendaal),
steekgaffel:
stuǝk˲gafǝl (Q005p Zutendaal)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
17846 |
in beweging komen |
(zich) roeren:
zich reere (Q005p Zutendaal),
op gang komen:
op gang kuëme (Q005p Zutendaal)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
déffe (Q005p Zutendaal)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
32724 |
in de voor |
in de voor:
ę.n dǝ [voor] (Q005p Zutendaal)
|
Het paard dat een karploeg trekt, gaat "in de voor", d.w.z. door de ploeggeul. Als een zwaardere rechtse ploeg door een tweespan getrokken wordt, gaat het rechter paard (van achteren gezien) door de voor. Door de voor gaat ook het rechter wiel van een rechtse karploeg. [JG 1a; N 11A, 141b; monogr.]
I-1
|
18227 |
in lompen gekleed |
armoedig:
aermooiig geklâêîd zien (Q005p Zutendaal),
wie een bedelaar lopen:
laaipe wîj ënne bèdelaer (Q005p Zutendaal)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20252 |
in verwachting zijn |
in verwachting zijn:
è.n verwachting zie.n (Q005p Zutendaal)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18037 |
indigestie (hebben) |
indigestie:
indigestie (Q005p Zutendaal)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
gooien:
gui̯ǝ (Q005p Zutendaal)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|