e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zutendaal

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaakgestel kaken (mv.): koake (Zutendaal) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kletskop: kletskop (Zutendaal) Kaal hoofd [hebben] (kletskop, plaat - ANDERE UITDRUKKINGEN: bv. volle maan, maan schijnt, biljartbal e.d.). [N 109 (2001)] III-1-1
kaal duivenjong kwakjong: kwàgjo.ŋk (Zutendaal) Kaal duivenjong. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
kaantjes krappen: krapə (Zutendaal) stukjes vet waaruit het smout getrokken is [Goossens 1a (1955)] III-2-3
kaars kaars: kars (Zutendaal) kaars [RND] III-2-1
kaarsendomper kaarsendomper: karsəndoͅmpər (Zutendaal) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: koͅ.rtə (Zutendaal) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kīēs (Zutendaal) kaas [RND] III-2-3
kaatsen ballen: balə (Zutendaal) kaatsen [RND] III-3-2
kachel, stoof stoof: stōf (Zutendaal, ... ) kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1