22399 |
kien! |
kien:
kien (Q005p Zutendaal)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (Q005p Zutendaal),
kinnə (Q005p Zutendaal)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
24337 |
kikker |
kwaker:
kwaəkər (Q005p Zutendaal),
kwakker:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakkər (Q005p Zutendaal),
kwakkerd:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakkərd (Q005p Zutendaal)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdeneieren:
kwakərdəɛ.i̯ər (Q005p Zutendaal)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)eieren, eitjes:
kwakərdəɛ.i̯ər (Q005p Zutendaal)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
kend (Q005p Zutendaal)
|
kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
21701 |
kinderfiets |
kinderfietsje:
e kènnerfitske (Q005p Zutendaal)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18590 |
kinderondergoed |
kinderondergoed:
kènnerónnergoed (Q005p Zutendaal)
|
Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20169 |
kinds |
kinds:
kinds zie:n (Q005p Zutendaal),
simpel:
si.mpel zie:n (Q005p Zutendaal)
|
door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33940 |
kinketting |
kinkettel:
kenkętǝl (Q005p Zutendaal)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|