22095 |
<naam> |
mei:
də mɛj vi:rə (Q168p s-Herenelderen),
mei vieren:
də mɛj vi:rə (Q168p s-Herenelderen)
|
Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
plag:
plag (Q168p s-Herenelderen)
|
falie [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
almoes (Q168p s-Herenelderen),
almus (Q168p s-Herenelderen)
|
aalmoes [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
kwartmud:
kwartmöt (Q168p s-Herenelderen, ...
Q168p s-Herenelderen)
|
aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
21488 |
aanranden |
aanranden:
a͂⁄nrānə (Q168p s-Herenelderen, ...
Q168p s-Herenelderen),
overvallen:
jəvərval⁄ə (Q168p s-Herenelderen)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
gyǫk (Q168p s-Herenelderen)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
32992 |
aar |
aar:
wuǫr (Q168p s-Herenelderen)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
33482 |
aardbei |
ebber:
øbər (Q168p s-Herenelderen),
øͅbər (Q168p s-Herenelderen),
enber:
enber (Q168p s-Herenelderen)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]
I-7
|
17653 |
aars |
kont:
kǫ.nt (Q168p s-Herenelderen),
naarsdarm:
naosderm (Q168p s-Herenelderen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)]
I-9, III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
twijfelen:
twaaifele (Q168p s-Herenelderen)
|
aarzelen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|