e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de plank missen brits gooien: hè guujch brits (Bree), hè güjts brets (Bree), brouette (fr.) gooien: hè goeit baroewet (Beverlo), ooi is zeer kort  hij gooit barrewet (Lommel), de plank mankeren: hij hit de plank gemankeerd (Helchteren), de plank misgooien: hèe hèet de plank misgegoeit (Gruitrode), de plank missen: de plamk misse (Itteren), huaj mèst dɛ plānk (Hamont), de plank niet hebben: hij heeft de plank nie (Kaulille), de plank slaan: plank sjloaw (Wijlre), de voor niet hebben: hij heeft de voor niet (Kortessem), erneven gooien: he goait er nève (Ellikom), erover gooien: er euver gooien (Lummen), erover smijten: eh hie ten der euver gesmeete (Montenaken), hiejə het dreuver gesmette (Heers), hij hit er over gesmeeten (Achel), erover werpen: der over (geworpen) (Tessenderlo), hij werpt er over (Tessenderlo), geen baan hebben: hē hēt gejn bān (Opglabbeek), geen plank hebben: hèe hèet gein plank (Gruitrode), geen plank raken: gien plank (geraakt) (Stokrooie), hi het gen plank gerok (Kerniel), geen steen raken: ginne stien gerakt (Spalbeek), gootje gooien: geutje gooje (Schimmert), heuk gooien: heuk gooie (Wellen), hij gooit heuk (Sint-Lambrechts-Herk), hije goid huik (Sint-Lambrechts-Herk), øk goeie (Sint-Truiden), heuk schieten: hee schiet heuk (Stevoort), langs de plank gooien: hij hit langs de plank gegooid (Helchteren), misgooien: hei heit misgegooid (Bocholt), missen: mussen (Montfort), misslaan: De plank -.  missjlaon (Swalmen), plankmis gooien: he güit plankmis (Diepenbeek), heî goeitsj plankmis (Bocholt), hè goeeit plank mis (Neeroeteren), hè goeit plank mis (Molenbeersel), hè gu-et plankmis (Opoeteren), hé goijt plank mis (Mechelen-aan-de-Maas), plank mis goëën (Neeroeteren), plankmis goeien (Neeroeteren), plankmis goije (Bilzen), poedel gooien: poedel goejen (Leut), poedel werpen: poedel werpe (Waubach), poedelen: poedele (Montfort, ... ), pudələ (Urmond), NB poedel: poedel; misworp.  poedele (Sittard), pots gooien: nieuw, als alternatief voor poedel goeje  potš [goejən} (Leut), roetsjen: roetsje (Meijel), te hoog gooien: hij smit te hoog (Lommel), te wijd zetten: hei zet əm tə weit (Tessenderlo), touche (<fr.) bruien: [sic]  e broit touche (Moelingen), touche (<fr.) gooien: Vgl. Gronsveld Wb., pag. 490: tôsj, uitdrukking bij het knikkerspel als twee knikkers elkaar raken. Van het fr. toucher.  tosj goeje (Gronsveld), verwet werpen: he het verwet geworpen (Grote-Spouwen), vleugen: als hij over de plank werpt op den eersten kegel, zegt men hij vleugt op den ieste; als men de plank raakt zodat de bol wegspringt voor de kegels, zegt men kant, barrewet  hij vleugt op den ieste (Beverlo), WNT: vleugen, 5. Met een zwaai werpen. [...] Vleugen. Een bol van verre op kegels doen vliegen.  he vleugt (Paal), ze vast hebben?: laatste woord moeilijk leesbaar  hei het zə vast (Overpelt) De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)] || In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] || Misslaan. || Niet raken, bv. bij kegelspel. III-3-2