25381 |
de slokdarm afsluiten |
afbinden:
afbeŋǝ (Q121p Kerkrade),
afbinden (P120p Alken, ...
Q121c Bleijerheide,
L291p Helden,
L271p Venlo),
āfbendǝ (Q095p Maastricht),
āfbenjǝ (L292p Heythuysen, ...
L321p Neeritter),
āfbenǝ (L413p Helchteren),
āfbeŋǝ (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen),
āfbeŋǝn (Q039p Hoensbroek),
āfbēnǝ (L366p Gruitrode),
āvbɛŋǝ (Q012p Rekem),
afknopen:
āfknø̜jpǝ (Q018p Geulle),
darm van de vuile maag niet uitsnijden:
dɛrm van dǝ vālǝ mǭx nę ø̜jtsnęjn (P176p Sint-Truiden),
ene knoop deropmaken:
ønǝ knøp dǝrop māxǝ (Q121p Kerkrade),
knoop in de kuldarm leggen:
knoop in de kuldarm leggen (L312p Neerpelt),
knoop in slokdarm leggen:
knoop in slokdarm leggen (P177p Zepperen),
knoop indoen:
knǫwp endōn (L330p Herten),
knoop inleggen:
(er wordt een) knoop ingelegd (Q198p Eijsden),
knoop inleggen (Q071p Diepenbeek),
knup inlegǝn (L316p Kaulille),
knuǝp ɛnlɛgǝ (P050p Herk-de-Stad),
knūǝp enlɛgǝn (K358p Beringen),
knoop inmaken:
knyǝp ęn mōǝkǝ (P108p Grazen),
knoop inslaan:
knø̜p enslǭn (L269p Blerick),
knoop inzetten:
knoop inzetten (L318b Tungelroy),
lossen:
losǝn (L211p Leunen),
opmaken:
ǫpmākǝ (L289p Weert),
opslitsen:
obšlitsǝ (Q121p Kerkrade),
slokdarm afbinden:
slukdɛrm avbeŋǝ (P117p Nieuwerkerken),
šlokdɛ.rm āfbeŋǝ (L290p Panningen),
šlukdɛrm āfbendǝn (Q036p Nuth),
slokdarm toebinden:
slǫkdɛrǝm tubęjnjǝ (L362p Opitter),
šlǫkdɛrm tubęjnǝ (L426p Buchten),
slokdarm wegsnijden:
slūkdɛrm wē̜gsnajǝ (Q162p Tongeren),
strot afbinden:
strōt afbeŋǝ (L265p Meijel),
toebinden:
(de slokdarm wordt) tūgǝbondǝn (Q204a Mechelen),
tabęŋǝ (P176p Sint-Truiden),
tube.ŋǝ (Q099q Rothem),
tubenjǝ (L292p Heythuysen),
tubeŋǝ (Q103p Berg / Terblijt, ...
Q039p Hoensbroek),
tubindǝ (L163p Ottersum),
tubinǝn (L312p Neerpelt),
tubɛjnǝ (K278p Lommel),
tubɛŋǝ (L432p Susteren),
tugǝbunjǝ (Q033p Oirsbeek),
tōwbeŋǝ (Q202p Eys),
tǭbenǝ (L413p Helchteren),
toehouden:
tūhaldǝ (L270p Tegelen),
uitpitsen:
ǫwtpitsǝ (Q156p Borgloon),
uitsnijden:
ūtšni-jǝ (L270p Tegelen),
ǫwtsnajǝ (Q180p Mal),
wrong deringooien:
vruŋ tręjn gujǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|