32743 |
eindvoor van een wendakker |
bovenvoor:
bovenvoor (Q019p Beek),
eindvoor:
eindvoor (Q019p Beek),
hoofdvoor:
hyt˲vōr (P058p Stevoort),
kopse voor:
kǫpsǝ vōr (L332p Maasniel),
kortvoor:
kǫrt˲vǭr (Q192p Margraten, ...
Q194p Rijckholt),
ondervoor:
ondervoor (Q019p Beek),
stokvoor:
štǫk˲vǭr (Q191p Cadier),
voor over het vooreind:
vōr ǫvǝr ǝt ˲vø̜rēnt (L192a Siebengewald),
voor van het vooreind:
[voor] van ǝt ˲vø̜rę̄nt (L192b Aijen, ...
L209p Merselo,
L115p Mook),
vooreindvoor:
vøręnt˲vōr (L246p Horst)
|
Na het ploegen van een wendakker, of deze nu haaks op de lange voren of hoeks op de geervoren van het grote middendeel gelegen is, blijft er een open voor over. Als de wendakker binnenwaarts is omgeploegd, ligt deze eindvoor aan de buitenkant en valt zij veelal samen met de dwarsgrens van de akker. Is de wendakker echter buitenwaarts omgeploegd, dan ligt deze voor zover van de kant af, dat de (lange of geer-)voren van het grote middenstuk er als het ware in uitmonden. [N 11A, 128a + b; div.]
I-1
|